Doorzoek deze site:
Wat zijn wij aan het doen?

25 juni 2001

35ste Marche Européenne du Souvenir et de l'Amitié (MESA of Europese Mars van de Herdenking en de Vriendschap)

Zoals ik op dag vier, bij de triomfantelijke aankomst in Marche-en-Famenne, tegen Marco van Zijntergen zei, na het hem opspelden van de indrukwekkendste wandelmedaille die ik ken, die groene met dat everzwijn: "Kwartje valt? De MESA is de mooiste". Hij moest dat beamen, hoewel hij me op de eerste dag nog vroeg wat het nou was dat ik zo mooi vond aan deze mars.

Ik antwoordde "Alles". En zo is het. En als je 'm vier dagen hebt meegemaakt weet je dat. Want dan groeit-ie, om je heen en in je. Er is niets dat lijkt op de MESA, en geen mars zo mooi.

Dat komt niet alleen doordat het mijn allereerste officiële mars was, verleden jaar. Want natuurlijk vergeet je je eerste militaire mars nooit meer. Voor het eerst geconfronteerd worden met die sfeer is een ongelooflijke ervaring. Maar de MESA heeft ook echt van alle aspecten die een militaire mars kan hebben het beste in huis:

  • het landschap is uiteraard ongelooflijk, want je loopt door de Belgische provincie Luxemburg, het gebied rond Bastogne kortom, en dus het toneel van de slag om de Ardennen. Dat is ontegenzeggelijk één van de schilderachtigste streken in Europa (Bob Ross zaliger zou er een hartverzakking van hebben gekregen), en mij bekruipt af en toe de gedachte dat von Rundstedt destijds zijn offensief daar ontketende zodat-ie tenminste iets moois zou hebben om naar te kijken, onder het vechten.



  • de sportieve uitdaging is door datzelfde landschap ook van het hoogste kaliber. Wie deze mars weet te voltooien, vier keer 32.5 kilometer heuvel op, heuvel af, cross country, grotendeels onverhard en over niet-gebaande wandelpaden door bos en veld, in de bloedhitte van het eind van juni (maar ook de nachtelijke kou van het laaggebergte, die zich laat voelen bij het slapen in tenten), is hoe dan ook een dappere held, 32x Nijmegen op de borst of niet.

  • de historische achtergrond van de tocht is op zijn zachtst uitgedrukt indrukwekkend. Voor het eerst in 1967 georganiseerd als oefen- en herdenkingsmars voor en door de dienstplichtige en beroepsmilitairen van de Chasseurs Ardennais (Ardense jagers), een elite-eenheid van het Belgisch leger die heldhaftig strijd leverde toen het Duitse leger in 1940 aanviel, is deze mars, die ook nog eens dwars door het gebied van het Ardennen-offensief in 1944 loopt, uitgegroeid tot een groot eerbetoon aan zowel de Chasseurs als alle andere bij de strijd in dit gebied gevallen militairen. Dan gaat het niet alleen om de geallieerde kant, zoals de Amerikanen, met hun 76.890 doden in dit deel van de strijd, maar om die van alle landen. En het bezorgt me nog steeds koude rillingen om op de tweede dag van de mars, bij aankomst in Bastogne, bij de ster van de Mardasson, na de plechtigheid bij het monument het défilé met zowel Amerikaanse, Franse, Engelse en Belgische als Duitse militairen te zien langstrekken. Om nog maar te zwijgen over de kleine en grotere monumenten die je verder onderweg tegenkomt.



  • de organisatie van de mars is volstrekt impeccable. Daar kan ik geen goed Nederlands woord voor vinden. Van de militaire politie, die 's ochtends de bussen begeleidt en de hele dag lang op kruispunten het verkeer voor de wandelaars tegenhoudt, tot de helicopter-piloten die de ganse dag op de lunchplekken en andere rusten af- en aanvliegen om voorraden, personeel en gewonde wandelaars te transporteren, tot hun collegae die hetzelfde per vrachtauto doen, tot het militaire en burgerpersoneel dat de wandelaars in hun vijf verblijfskampen en op de route voorziet van prima eten en drinken, tot de buitengewoon professionele medische staf die permanent paraat staat om waar nodig hulp te verlenen: je kunt je als wandelaar niet in betere handen bevinden dan die van de Brigade Gauloise (de 7e gemechaniseerde van Marche-en-Famenne) en de haar assisterende burgers. Iets dat ik me altijd weer tevreden bedenk als ik zo'n helicopter zie overvliegen tijdens het lopen.



  • het parcours is altijd verrassend. Al leek het dit jaar gedeeltelijk op dat van vorig jaar, op precies de juiste momenten gebeurden er geheel onverwachte, niet zelden sprookjesachtig mooie dingen (de brug bij Bodange bijvoorbeeld - wat een prachtig dal zeg; eens te meer een grof schandaal dat Schelden die brug misbruikte om eronder te gaan zitten schijten, terwijl er vlak naast een restaurant-met-heuse-toiletten stond).



  • en door dat allemaal bij elkaar op te tellen heb je de verklaring voor de ongelooflijke sfeer die de MESA kenmerkt. En die groeit dus, door de week heen.


Want op de avond voor de eerste dag is iedereen uiteraard nog wat onwennig. Dat gold ook voor ons (Jochem Prakke, Marco van Zijntergen, Henk van der Schelden en ik), want hoewel Henk en ik deze mars verleden jaar ook gelopen hadden, en Henk dat ergens daarvoor ook al een keer gedaan had, kwamen we na de autorit in Marco's Polo terecht in een ons als Wandelsoc. nog onbekende stad, La Roche. Daar kwamen we terecht, omdat ons uit e-mail conversaties met Steve Atkinson was gebleken dat het détachement van de Hertfordshire and Buckinghamshire Wing ATC, waarvan wij verleden jaar vooral het 2457th Training Squadron zo goed hadden leren kennen, daar dit jaar zou bivakkeren. En omdat wij het met hun toen zo uitstekend hadden kunnen vinden, besloten we ons in hetzelfde kamp in te schrijven.

Daardoor bleken we de gezellige avonddrinkerijen met de Stichting Wandelen Oud-Commando's (de WandelSWOC, kortom) en reservisten Spaan, Bakx en die-baardige-gek-die-op-Nico-de-Jong-lijkt-maar-wiens-naam-ik-altijd-vergeet te moeten missen, want die zaten allemaal in Marche-en-Famenne. Maar dat merkten we pas na aankomst, en ik geloof dat zij er meer mee zaten dat ze niet ook in La Roche zaten dan andersom, omdat de accommodatie in Marche verhuisd was van Camp Roi Albert (waar het verleden jaar uit-ste-kend toeven was) naar het Athenée (een lokaal sportcomplex waarvan de faciliteiten beduidend verouderd zijn t.o.v. die van het CRA, en dus niet zozeer tekortschoten als wel teleurstelden, voorzover ik vernam).



Niet dat we het niet gezellig hadden. Want het weerzien met het ATC was gedenkwaardig. Hoewel het team niet helemaal dezelfde samenstelling had als verleden jaar (mensen als Big Mat, Briney en Neil ontbraken dit jaar om uiteenlopende redenen) brachten de nieuwkomers (voor ons dan, want van voor ons nieuwe gezichten als die van Graham Macaree, Steve Rowe, Andy en Tom Nicholls waren er sommige al eens eerder naar de MESA geweest) genoeg kleur en pret om dat ruimschoots te compenseren. Het 2457ste werd, dit jaar, vergezeld door een delegatie van het 332 High Wycombe Squadron waardoor het nog gezelliger was. En met degenen die wij nog kenden van verleden jaar, zoals Steve Atkinson, Lara Swain, Steve Callaghan, Samantha Cook en Elaine Porter was het een uiteraard prettig, als niet stiekum zelfs roerend weerzien.



Buiten de gezelligheid die dat achter het goedgevulde glas Hoegaarden opleverde, leidde dat namelijk tot prachtige vervolgverhalen.



Zo liep Elaine, die vorig jaar, tijdens haar vierde MESA, door zware peesproblemen de derde dag niet had gelopen en de vierde dag slechts een kort gedeelte had kunnen meewandelen, de mars deze keer wel uit - maar wel weer met blaren, en dus met de nodige moeite. Op de laatste dag finishte ze samen met Steve Rowe (die had ongeveer evenveel last van blaren als ik - over de mijne later meer, maar hij is in ieder geval een held omdat-ie 'm uitliep met die kolerepijn) en Graham als groepje van drie, los van de rest, omdat zij alledrie problemen hadden. En hoezeer ze zelf ook vonden dat ze daarmee de 'minderen' waren binnen het geheel - de ware heroïek ligt bij dit soort marsen natuurlijk niet bij de geoefende-lopers-zonder-problemen, maar bij degenen die zichzelf moeten overwinnen en het moeilijk hebben. En zo had Steve Callaghan, net als vorig jaar, dit keer de taak om de achterblijvers te ondersteunen door met ze mee te lopen. Geen ondankbare, maar wel een zware en eervolle taak, die hij, net als verleden jaar, uitmuntend vervulde (door, dit keer, met Steve Rowe mee te lopen op met name de tweede dag).

En Graham was een verhaal apart. Die scheen, in jaren voorafgaand aan mijn eerste MESA, een paar keer uitgevallen te zijn, en zette dat dit jaar recht door het kreng keurig uit te lopen. Een prestatie, hoe je het ook wendt of keert. Om nog maar te zwijgen over het feit dat ik, iedere keer als ik Graham zag, een bijna onbedwingbare lust had om "Oi George! 'Ow's Mildred then?" te roepen - hetgeen mijn dag dagelijks veraangenaamde.

En dan was er ook nog nieuw heldendom, zoals dat van Tom, die zeer gebrand was op het voltooien van de mars, maar dat door voortdurende tegenslag moest opgeven - omdat-ie eerst last kreeg van een allergische reactie op zijn benen èn blaren, toen last kreeg van een zwaar allergische reactie waarvan zijn oogkas opzwol totdat-ie openbarstte en er bruine pus uitspoot, zodat-ie de derde marsdag niet kon lopen, en op de vierde marsdag tenslotte uitgeput omviel in te hete zon, na het wagen van een dappere, maar zwaar gedrogeerde poging.

Kortom, ook ondanks het feit dat het ATC dit jaar niet, zoals vorig jaar, de 'Best Team'-award won (maar dat komt minimaal gedeeltelijk doordat de MESA-organisatie slim genoeg is om dat ding te laten rouleren), neem ik mijn zwarte hoed wederom diep voor ze af. Het blijft een prestatie om als groep van zo jonge mensen (immers maximaal 19 jaar, buiten het kader) neer te zetten wat het ATC neerzet.

De zwarte hoed die ik, overigens, droeg, als enige uitbreiding op en 1 van 2 wijzigingen aan het tenue dat ik verleden jaar bij deze mars droeg. Want omdat iedereen me vorig jaar had uitgelachen om die outfit en mijn slechte lopen, had ik mijzelf twee dingen rotsvast voorgenomen: 1. ik zou dezelfde outfit aantrekken en 2. ik zou veel beter lopen, omdat ik veel geoefender was. Dat eerste was dus waar, al had ik de Kat-van-Haarzuilens (van mijn eerste oefentocht) bij deze tweede MESA vervangen door (op de eerste dag) de burgerbaton van de MESA (want immers bij mijn eerste het draagrecht verdiend), de militaire baton daarvan (op de tweede en derde dag, want op de eerste avond in de Ierse pub in La Roche de burgerbaton verloren :-D), en de militaire opmaak van de MESA-medaille (op de vierde dag), en mij bovendien een zwarte cowboyhoed aangeschaft, omdat ik tijdens Diekirch voor het eerst bovenop mijn hoofd zonverbrand was geraakt en dat niet voor herhaling vatbaar vond.

Die cowboyhoed bezorgde me, naast alle bijnamen van verleden jaar, die opnieuw opdoken, en waar Ben Jeursen later, in zijn marsverslag, nog 'Black Crow' aan toevoegde, een set geheel nieuwe: 'Lone Ranger', 'Sandeman', 'Cowboy Dan', 'Die schwarze Rache', 'Der finstere Bursche' en, weliswaar geen bijnaam maar minstens zo leuk, van zowel Belgische als Franse militairen een vraag- en antwoordfluiterij uit 'The Good, The Bad And The Ugly'. Al was ik natuurlijk het trotst op en blijst met de herkenning die bleek uit het ditmaal met enig ontzag uitgesproken 'Matrix'.

Maar van dat tweede, dat ik veel beter zou lopen omdat ik goed geoefend was, kwam geen zak terecht. Nou ja, da's ook weer overdreven - want ik had geen peesontstekingen zoals verleden jaar, geen spierpijn, en beslist minder blaren. Maar ik had ze wel, en niet zuinig ook, en dat was mijn hoogsteigen schuld. Want omdat ik vond dat mijn goed ingelopen sportschoenen (waarin ik immers zowel Dodentocht als 'Van Grens Tot Grens Over De Grens' zonder blaren had volbracht) nauwelijks bruikbaar waren op het MESA-parcours (en dat was op zich waar, want a. da's niks gedaan op onverharde hellingen van meer dan 10% met losliggende leisteen en b. het had kort tevoren geregend en dus was er aardig wat modder op het parcours, en lopen op sportschoenen die nat zijn van de vorige dag is niet fijn) had ik mij stevige nieuwe kisten aangeschaft met een prima profiel. Op zich dus een goede gedachte. Maar omdat ik het geld ervoor (ze kostten bijna 200 gulden) pas anderhalve week voor de MESA kon vrijmaken, waren ze voor geen meter ingelopen.

En dat moest ik duur bekopen. Want zo verbijsterend goed als Jochem Prakke en Marco van Zijntergen deze, hun eerste MESA, doorkwamen, zo kut liep ik 'm voor de tweede keer. Aan het eind van dag 1 (Léglise-Martelange, de dag overigens waarop wij bij de zonovergoten start opnieuw Adjudant van Dongen en de Nederlandse reservisten tegen het lijf liepen en Henk, die de ochtend toch al vrolijk was begonnen door nog voor vertrek alweer kotsend de bus uit te rennen, een interview gaf aan de plaatselijke Waalse krant waarin wij per groepsfoto dus als Wandelsoc. verschenen, en vervolgens met mij, de Nederlandse reservisten en de burgemeester van Léglise een uurtje bier ging drinken, zodat wij veel later vertrokken dan Jochem en Marco), bleek ik bovenop mijn kleine tenen twee bloedblaren te hebben ter grootte van die tenen, en op de hielen twee 'normale'. Toen ik die, na aankomst in Martelange en transport terug naar La Roche, door de legermedics had laten ontvellen en reinigen, liep ik dus op sokken bier te drinken, de rest van de avond - maar toen volgden er dus nog drie marsdagen



(die weer volgden op een kort late-avond-intermezzo waarin Schelden, op het terras van een kroeg in La Roche, een studentengenootschap ontdekte en ze ogenblikkelijk de volledige Zofinger canon-van-liederen besloot te leren, tot verbijsterd toekijken van Marco en mijzelve; al hadden we het kunnen weten, omdat Schelden ook eerder op de avond al van bovenop de tafels naar de Britten toe had staan declameren, in de kampkroeg):

  1. Dag twee: Bavigne-Bastogne
    (begon in het Grootherdogdom Luxemburg met een bizarre oversteek in groepjes-van-ongeveer-twintig van een pontonbrug, kende een prach-tig parcours, dat mij minder moeite bezorgde dan ik gedacht had, omdat Marco de hele dag met me meeliep zodat ik weinig tijd had om aan de pijn te denken: voor ik het wist stonden we bij die mooie ceremonie bij de Mardasson die ik nu eens bijna helemaal meemaakte, terwijl ik er verleden jaar te laat voor was, en waar, indrukwekkend, vond ook Marco, een oorspronkelijke Amerikaanse veteraan aanwezig was)



  2. Dag drie: La Roche-La Roche
    (de enige dag dat wij in plaats van de 'ligne' (lijn) de 'boucle' (lus) liepen, hetgeen mij, gedeeltelijk helaas, een pijnlijk weerzien met Houffalize, waar de ligne die dag begon en waar ik vorig jaar jankend van de pijn aankwam, bespaarde, en lekker laat opstaan voor ons, omdat wij immers in La Roche sliepen¹, maar daardoor wel geconfronteerd werden met die achterlijk steile helling aan het begin, hetgeen ik overigens helemaal niet erg vond, omdat omhoog voor mij veel minder pijnlijk was - voor de rest was dit de emotioneel mooiste etappe, omdat op de derde dag de meeste slachtoffers beginnen te vallen en wie deze etappe uitloopt de mars uitloopt, en we aan het eind een fijn feest met de ex-commandi bouwden, waarbij Schelden tot groot plezier van het volk in uiteenlopend tenue de karaoke-micro kaapte en zotte dansen uitvoerde, die hij zelf weer moest bekopen met verzwikte enkel) en



  3. Dag vier: Saint Hubert-Marche
    (de minst mooie etappe, want vaak over kale zandpaden, maar niettemin nog fraai genoeg voor een mooie vakantiedroom).




En die waren dus pijnlijk, zakmaarzegge. Dat effect werd versterkt doordat de hielblaren iedere dag keurig werden ingepakt door de medics, maar er daardoor nog minder ruimte was voor de teenpartij, in de kisten - waardoor die het met name bij afdalingen zwaar te verduren hadden en er daarop tijdens de tweede en derde dag nog eens twee ontstonden, aan de linkervoet. Dat gaf allemaal niet, want tenslotte was ik er minder slecht aan toe dan verleden jaar, en Goethe. Niettemin was daardoor mijn uitlopen van de mars dit jaar een soortgelijke ervaring als verleden jaar. Geen wonder op zich dat ik dus in tranen de finish bereikte, al kwam dat niet alleen daardoor, maar ook door de overweldigende emotionele indruk die de MESA als geheel blijft maken. Zoals ook die-baardige-gek-die-op-Nico-de-Jong-lijkt-maar-wiens-naam-ik-altijd-vergeet goed begreep, die mij derhalve gebroederlijk omhelsde aan de meet. Mooie momenten.

Daar deed het feit dat dit mijn eerste 'punaise'-mars was (ik liep voor zo'n lullige ster-met-een-twee in plaats van een echte medaille, hè), niets aan af. Bovendien was Jochem zo lief mij, toen bleek dat de MESA Shop al opgebroken had, zijn vers aangeschaft exemplaar van de Chasseurs-baret-met-zilveren-zwijnspeld cadeau te doen, een gebaar dat ik niet licht zal vergeten. Al moet ik de gouden variant van die speld, voor officieren, natuurlijk ook nog ff scoren ;-).

En als ik dat optel bij de lol die we op de avond van de derde dag hadden tijdens een korte autorit met Elaine en Simon Cook naar Marche-en-Famenne (Marco en ik brachten hun op verzoek van Steve daar zodat ze voor de avond van de vierde marsdag een pizzarestaurant konden reserveren voor hun hele team, maar misbruikten de gelegenheid voor een kort en onverwacht bezoek aan de biertafel van het KCT² in het Athenée aldaar), en bij de lol die we hadden op de terrassen en in de kroegen en restaurants van La Roche (speciale vermelding gaat naar de ge-wel-dig vriendelijke Egyptische meneer die speciaal voor ons, samen met zijn dochter, zijn shoarma-restaurant na sluitingstijd heropende), en bij de lol en emotionele her-ontmoetingen die we tijdens het lopen met oude bekenden hadden (zoals het Belgische echtpaar dat we van de vorige MESA kenden en dat ons bij vertrek van de Dodentocht in Bornem had staan aanmoedigen, en zoals kale ex-commando Jan, die we ook al een heel jaar niet meer gezien hadden, of zoals dat Vlaamse menneke, dat mij vorig jaar zo de stuipen op het lijf joeg door de avond voor de eerste marsdag vrolijk over Camp Roi Albert te gaan joggen, of zoals die kerel-met-cowboyhoed-en-sik die dit jaar, zoals gewoonlijk in noodtempo, zijn 21ste MESA liep), en bij de lol die Henk en ik achteraf nog hadden tijdens ons eennachts-logeerpartijtje ten huize van Astrid van Loon (met wie Prakke tijdens de laatste dag de hele tijd tevreden over neuken had lopen lullen) in Gilze-Rijen (prima dame, en 't Tipje in Gilze is een prima kroeg, mochten wij ontdekken, nog voordat Jochem, Henk en ik een week later terugkeerden in Astrid's huis, voor een gezellige barbecue - saillant detail is overigens dat Schelden, tijdens dat eerste logeerpartijtje, al slaapwandelende de plee niet kon vinden en toen maar zijn eigen wandelschoen volzeek, om daar vervolgens foeterend weer achter te komen bij het opstaan; en het was nog dezelfde schoen ook als die waar zijn van het dansen op de derde dag nog immer geblesseerde enkel in moest, hihi), dan is het weer duidelijk: mijn dank aan iedereen, maar met name aan de Belgische medics³, ennuh... ...I'll be back.



Zo. Heerlijk zeg, je voeten in zo'n teil water-met-Biotex-groen.

Mijn prosit heren, keurig gewandeld. De MESA is ons. Nijmegen wacht.


¹ Wij sliepen met het ATC in een tent. Een partytent, weliswaar, heel groot, op asfalt met houten vlonders erin, maar dus VEEL kouder, 's nachts, dan de sportzaal van Camp Roi Albert, verleden jaar. Dat merkten we pas de tweede nacht, en toen was dat meteen reden voor Jochem, Henk en Marco om te verhuizen naar de sportzaal aan de overkant van de weg. Stelletje mietjes. Ik lag enkel onder mijn jas, net als het jaar daarvoor, maar heb het niettemin een nacht langer uitgehouden dan zij. En dat ik me de laatste nacht toch bij ze voegde was een pure concessie aan het ongemak dat mijn kapotte voeten opleverden, anders was dat nooit gebeurd - het ATC bleef tenslotte ook ijskoud liggen.

² Overigens, waarde Jeursen, wil je mij nooit meer een 'pseudo' noemen? Ik ben het niet waard de laarzen van die ex-commando's te likken en ga me dus zeker niet met ze vergelijken. Ik scheld ze veel liever aan de biertafel met een grote grijns uit voor domme luie flikkers ;-) - want ik ben Wandelsoc., ja?

³ Die opmerking maakte ik wegens slecht Frans op de ochtend van de vierde marsdag niet af, maar toen die medic tegen me zei 'Gôh meneer, u lijdt volgens mij meer pijn terwijl wij u verzorgen dan terwijl u marcheert' en ik antwoordde 'Maar dat komt doordat de verzorging...', bedoelde ik dus '...zo goed is', ja? Dat-ie dat niet verkeerd begrijpt, want nog voordat ik er het Frans voor gevonden had was hij alweer weg met een 'Va t'en'.